Moet je verplicht archeologisch onderzoek laten uitvoeren? En zit je met vele vragen?
Geen nood! Wij hebben het antwoord op elke vraag.
In dit artikel tonen we hoe het archeologisch traject uitgevoerd kan worden. Laat je leiden door het archeologisch traject van de Pauwstraat, van begin tot eind, van archeologienota tot opgraving.
Via het onderzoek van de Pauwstraat in Melsele tonen we jullie graag onze werkwijze: een doordachte blik op archeologie en onderzoek. We maakten een juiste afweging tijdens het vooronderzoek en dat leidde tot uitermate boeiende resultaten tijdens de opgraving.
Omgevingsvergunning nodig voor een nieuwe bouw? Dan is vanaf een bepaalde oppervlakte een archeologienota volgens het onroerend Erfgoeddecreet (2016) noodzakelijk. Het verplicht bouwheren en ontwikkelaars om in bepaalde gevallen om een archeologienota toe te voegen aan een omgevingsvergunning. Of een archeologienota verplicht is, is afhankelijk van de oppervlakte van de percelen, de geplande ingreep en de ligging van het terrein. Aan de hand van deze beslissingsboom kan je snel nagaan of een archeologisch vooronderzoek in jouw situatie verplicht is.
Een archeologienota was ook noodzakelijk bij de bouw van een verkaveling aan de Pauwstraat in Melsele. En die archeologienota, beginnend met een bureauonderzoek, voerden wij uit. Deze vragen staan telkens centraal binnen het bureauonderzoek:
Is de locatie archeologisch interessant?
Om deze vraag te beantwoorden verzamelen we binnen het bureauonderzoek informatie over de bewoningsgeschiedenis, de landschapshistoriek (lees: topografie, geologie, bodem, vegetatie), de aanwezige erfgoedwaarden in de omgeving en de historische ingrepen.
Al deze zaken werden ook onderzocht tijdens het bureauonderzoek van de Pauwstraat. Deze aspecten wezen hier op het feit dat de locatie een hoog archeologisch potentieel kende. Het plangebied leek vooral archeologisch interessant aangezien er in de omgeving al veel sporen waren aangetroffen uit de ijzertijd, Romeinse tijd en de middeleeuwen.
Zijn de potentiële sporen bewaard gebleven?
Tijdens een bureauonderzoek is het moeilijk na te gaan of potentiele sporen de tand des tijds hebben doorstaan. We lossen dit op door te kijken naar de bodemkaart, bekijken nabije bodemonderzoeken of voeren zelf landschappelijk onderzoek uit.
In het onderzoek aan de Pauwstraat bestond geen uitsluitsel dat potentiele sporen vergaan waren. Enerzijds was de bodembewaring goed volgens de bodemkaart. Anderzijds waren er gegevens beschikbaar over de bodembewaring van een locatie ten noorden van het onderzoeksgebied. Daar werd enkele jaren geleden een proefsleuvenonderzoek en opgraving uitgevoerd aan de Snoeckstr aat, waar de bodemopbouw-, en bewaring werd geregistreerd. Conclusie? De sporen, indien aanwezig, zullen hoogstwaarschijnlijk bewaard zijn gebleven.
Is vervolgonderzoek noodzakelijk?
Was de locatie archeologisch interessant? Ja. En als er sporen aanwezig zouden zijn, zouden die bewaard zijn gebleven doorheen de tijd? Waarschijnlijk wel. Een vervolgonderzoek was noodzakelijk om af te toetsen of er effectief sporen aanwezig zijn, in plaats van ernaar te blijven gissen.
Kortom, via het bureauonderzoek bleek de locatie dus potentieel archeologisch interessant, in een vervolgonderzoek wordt dit afgetoetst door een bodemingreep.
Proefsleuven waren dus noodzakelijk om het potentieel af te toetsen. Waarom geen boringen? Ondanks de bodembewaring goed bleek te zijn, zoals aangetoond op de bodemkaart en tijdens de proefsleuven aan de Snoeckstraat, werden er geen boringen uitgevoerd. Dit aangezien er tijdens de opgraving aan de Snoeckstraat geen steentijdartefacten werden aangetroffen en de locatie ver van natuurlijk open water – en hun natuurlijke habitat – gelegen was. Hierdoor kon de stap van boringen worden overslaan en konden er meteen proefsleuven worden uitgevoerd.
Tijdens het proefsleuvenonderzoek werden verschillende relevante én goed bewaarde sporen aangetroffen, waaronder laatmiddeleeuwse greppels en een vermoedelijk bootvormig gebouw uit de volle middeleeuwen. Het hoog potentieel dat tijdens het vooronderzoek werd beschreven, bleek dus meer dan waar!
We overlopen onze checklist: Aanwezige sporen, check. Goed bewaard? Dubbelcheck! Dan volgt de vraag:
Kan vervolgonderzoek leiden tot een meerwaarde in de kenniswinst?
Dit is een heel belangrijke vraag. Zijn de sporen waardevol genoeg om verder te onderzoeken. We bekijken dit met een kritische blik en plaatsen deze vraag binnen een ruimer kader van de gekende archeologie in de omgeving. Bij de Pauwstraat in Melsele was deze vraag eigenlijk heel makkelijk te beantwoorden: ja, het zou kunnen leiden tot een meerwaarde.
Waarom? Een gebouw uit de middeleeuwen staat zelden op zichzelf, er is namelijk altijd een erf aan verbonden. Tijdens dit sleuvenonderzoek werd dit erf slechts deels aangetroffen, het dient dus nog verder onderzocht te worden. De proefsleuven besloegen ook slechts 18 % van het hele terrein. Als er dan al relevante sporen worden aangetroffen, zijn we quasi zeker dat er meer sporen bewaard zijn in de bodem.
Waar valt tijdens het vervolgonderzoek kenniswinst te halen?
Ongeveer 1/3 van het onderzoekterrein werd toen afgebakend om verder archeologisch te onderzoeken. De waardevolle archeologische sporen bevonden zich namelijk in het zuiden van het onderzoekterrein. Doordacht en kritisch bepaalden we dat enkel daar kenniswinst te rapen was, de rest van het terrein werd vrijgegeven.
Tijdens de opgraving werd het bootvormig gebouw en het bijhorend erf in zijn volledigheid onderzocht. Het volmiddeleeuws erf bestond uit een gebouw en een waterput omgeven door een greppel. In alle eerlijkheid, het is niet helemaal zeker dat die waterput gelijktijdig bestond met het gebouw. Maar aangezien mensen niet zonder water kunnen; lijkt het wel logisch dat de bewoners van dit gebouw een waterput hadden.
Die waterput werd grondig onderzocht, namelijk door pollen-, en macrorestenonderzoek. Deze onderzoeken leiden vaak tot waardevolle inzichten over de omgeving en het landschap waarin de volmiddeleeuwse bewoners zich vertoeven. Deze resultaten uit het natuurwetenschappelijk onderzoek wezen op een klein zelfvoorzienend erf, waar planten en granen werden verbouwd volgens het drieslagstelsel.
In het drieslagstelsel werden de akkers in drie stukken verdeeld: in het ene jaar werd er winterkoren gezaaid op veld één, zomerkoren op veld twee en veld drie lag braak. Het jaar erop schuifde dit telkens op: veld één lag braak, veld twee bevatte winterkoren en veld drie zomerkoren. Enzovoort, elk jaar verder. Dit systeem leidde tot meer opbrengst, aangezien het braakliggend land natuurlijk werd bemest door het vee dat erop graasde. Dit beter systeem leidde tot hogere voedselopbrengsten en dus tot een bevolkingsgroei.
De pollen toonden aan dat de omgeving bosrijk was, met steeds meer open plekken waar het vee kon grazen. In het bos was ook voedsel te vinden; denk aan de vele noten en vruchten die er geplukt konden worden. De bewoners waren dus grotendeels zelfvoorzienend, ze leefden van hun eigen opbrengsten uit akkerbouw, veeteelt en pluk. Tevens wees de vondst van vezelrijke planten zoals vlas en hennep er misschien ook op dat de bewoners zelf hun touw en textiel maakten. Een verbluffend inzicht.
De aangetroffen site past perfect binnen het beeld van de verspreide bewoning rondom de eerste middeleeuwse bewoningskernen zoals Zwijndrecht en Melsele. In die tijd waren er veel erven rond bewoningskernen, die allemaal grotendeels zelfvoorzienend waren. De vondst van hennep en vlas gaf een unieke inkijk in het leven van de bewoners van de Pauwstraat: boeren die hun eigen voedsel kweekten én touw maakten.
Het hele onderzoek raadplegen, dat kan hier:
loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/rapporten/eindverslagen/1057
Wenst u meer informatie over onze diensten?
Contacteer ons!
Thierry Van Neste, erkend archeoloog cel Onderzoek
thierry.vanneste@erfpunt.be
T 0032 (3)778 87 59