Monsters in het depot

Monsters in het depot

Over pollen en zaden

#objectvandemaand – september 2020 

Het depot verzamelt niet alleen mooie objecten, of minstens hun scherven, maar ook dikwijls monsters en stalen die verzameld zijn tijdens opgravingen. Esthetisch stellen ze niet veel meer voor dan een verzameling potjes en zakjes gevuld met zand. Toch bevatten deze stalen veel informatie die ons meer kan vertellen over de leefomstandigheden van toen.

Neem nu bijvoorbeeld Beveren, de locatie Viergemeet, waar er een complex van sociale woningen gebouwd is. In 2014 is er door de firma BAAC een archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij er resten van een ijzertijd nederzetting aan het licht zijn gekomen. Tijdens deze opgraving zijn er ook een aantal stalen verzameld uit een waterput die door jaarringdatering van de houten balken gedateerd is na 557 voor Christus1, een periode die midden in de ijzertijd zit. Deze stalen zijn onderzocht door de firma BIAX te Nederland op de aanwezigheid van pollen (stuifmeel van bomen en grassen) en ook op zaden en vruchten die in de diepe ondergrond beter bewaard blijven. Aan de hand van de vastgestelde resultaten kan men dan een beeld krijgen van wat er in de omgeving van die waterput toen gegroeid en gebloeid heeft.

Bij de pollenanalyse kijkt men eerst naar de ratio tussen de boom- en niet-boompollen om inzicht te krijgen in hoe bosrijk de omgeving moet geweest zijn. In dit geval kwamen er 62% boompollen en boskruiden voor, wat duidt op een dichte bebossing met open plaatsen. De meest voorkomende pollen zijn afkomstig van de els (Alnus) 34%, hazelaar (Corylus) 20% en de adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) 3%. De volgende groep pollen zijn 20% graslandplanten, waarbij de grassen (Poaceae) de grootste groep zijn, die 18% vertegenwoordigen. Verder zijn weegbree (Plantago), veldzuring (Rumex acetosa) en boterbloem (Ranunculus) nog vermeldenswaardig. Ook is er nog een merkwaardige groep van 6% heideplanten aanwezig, deze van voornamelijk struikhei (Calluna vulgaris) wat op armere gronden voorkomt. De laatste procenten zijn afkomstig van algemene kruiden.

Het botanisch macroresten onderzoek (zaden en vruchten) toonde aan dat er in de omgeving framboos (Rubus idaeus), braam (Rubus fruticosus), sleedoorn (Prunus spinosa) en hazelnoot (Corylus) te vinden was. De hazelaar was in de pollen ook reeds aanwezig. Ook oliehoudende zaden komen veelvuldig voor. Raapzaad (Brasica rapa), lijnzaad of vlas (Linum usitatissimum) en huttentut2 (Camelina sativa) zijn teruggevonden. Merkwaardig is ook nog te vermelden dat de zaden van slaapbol (Papaver somniferum) goed vertegenwoordigd waren. Zaden en kaf van granen zoals pluimgierst (Panicum miliaceum), emmertarwe (Triticum dicoccon) en gerst (Hordeum vulgare) zaten ook in de monsters verborgen. De groep granen werden onder meer gebruikt om het dagelijks brood, gebak en bier voor de familie te voorzien.

Het geeft een beeld hoe de ijzertijdgemeenschappen verspreid in bosgebied hun leven organiseerden door het deels vrij te houden en het bewerken van graslandakkers voor opbreng van hooi en leefgebied voor hun dieren, samen met akkers voor cultuurgewassen zoals gierst, emmer, vlas om zo hun eigen onderhoud en overleving tot het jaar daarna te garanderen. Het geeft een vredig beeld van hardwerkende families die met weinig middelen hun leven konden onderhouden en vreugdevol maken. Wat is er nog beter dan na een dag zware arbeid een lekker gebakken broodje gemaakt van emmer en gierst, daarna een gebakje met bramen en frambozen, en ’s avonds een potje hazelnootjes met een slaapmutsje van een lekkere biertje, geïnfuseerd met papaver om een goede nachtrust te garanderen?

Johan Cauter

__

1 557 is het jaar van de kapping, de verwerking van de balk is pas in het jaar/jaren? daarna gebeurd.
2 Ook gekend als dederzaad

Bron: BAAC rapport A-12.0408, BIAXAAL Rapport 741

Erfpunt verbindt en inspireert