Thierry Van Neste over zijn nieuwe functie als beleidsarcheoloog


Sinds heden heeft onze collega Thierry Van Neste een nieuwe functie bij Erfpunt als beleidsarcheoloog. Na jarenlange toewijding als hoofdarcheoloog heeft Thierry de uitdaging aangenomen om zijn expertise en passie voor archeologie in te zetten op een nieuw terrein. We spraken met Thierry over zijn overstap naar de rol van beleidsarcheoloog en zijn visie op het belang van archeologisch beleid in de regio.


Erfpunt
: Dag Thierry. Kun je ons vertellen wat je als beleidsarcheoloog precies doet en waarom deze rol belangrijk is?

Thierry: Het doel van de beleidsarcheoloog bij Erfpunt is dubbel. Enerzijds zal ik instaan voor de begeleiding van archeologische trajecten in het Waasland, en dan vooral voor deelnemende gemeenten. Zij kunnen al tijdens de eerste planningsfase van een project bij mij terecht voor een preadvies aangaande archeologisch erfgoed. Daarbij kan dan bekeken worden wat de kans op archeologisch erfgoed is, hoe de impact op archeologie beperkt kan worden en, als er toch een archeologisch onderzoek aan te pas zal komen, met welke stappen en kosten rekening zal moeten worden gehouden. Eens alle gegevens voor de omgevingsvergunning beschikbaar zijn, kunnen de gemeenten dan bij Erfpunt terecht voor het opstellen van een archeologienota. Als beleidsarcheoloog zal ik daarbij instaan voor het bureauonderzoek en een eventueel bijkomend proefsleuvenonderzoek, dat dan samen met de collega’s van team Onderzoek uitgevoerd moet worden. Ook het nazicht en de begeleiding van externe archeologische onderzoeken zal tot het takenpakket horen. Het is namelijk niet mogelijk om een degelijk beleid uit te stippelen door enkel rekening te houden met de onderzoeken die door Erfpunt uitgevoerd werden en worden. Daarvoor zullen alle archeologienota’s, nota’s en eindverslagen in kaart gebracht moeten worden en gekoppeld worden aan gegevens die bruikbaar kunnen zijn voor toekomstige onderzoeken. Zo kan bekeken worden welke (delen van) projectgebieden vrijgegeven werden en waarom: was er geen archeologisch erfgoed aanwezig, of was de impact daarop te beperkt om verdere maatregelen te treffen? Als er wel archeologische resten aanwezig waren: uit welke periode(n) stamden deze? Zijn er vondsten en/of stalen die in het Onroerenderfgoeddepot Waasland opgenomen kunnen worden? Is er sprake van contexten die in de toekomst meegenomen kunnen worden in (synthetiserend) onderzoek? Daarnaast moet ook onderzocht worden of het programma van maatregelen van archeologienota’s wel correct opgevolgd wordt, zowel door bouwheren als door archeologen. Dit kan eventueel gepaard gaan met terreinbezoeken. Ook wanneer vondstmeldingen bij ons binnenkomen kan ik snel ter plaatse de archeologische waarde ervan gaan inschatten en deze al dan niet doorgeven aan het agentschap Onroerend Erfgoed die dan een verder onderzoek kunnen uitvoeren.

Anderzijds is het natuurlijk belangrijk dat we als IOED de gemeenten en het gemeentelijke beleid zo goed mogelijk ondersteunen. Mijn collega’s doen dit al meerdere jaren voor het landschappelijk en bouwkundig erfgoed en het is de bedoeling dat ook de omgang met archeologie beter ingeburgerd raakt bij de ambtenaren. Sinds de invoering van het Onroerenderfgoeddecreet in 2016 heb ik namelijk gemerkt dat er nog veel onduidelijkheid heerst over wanneer nu precies een archeologisch onderzoek nodig is. Daardoor worden nog steeds (veel) projecten uitgevoerd zonder archeologisch onderzoek, terwijl dit wel nodig is. Het helpt uiteraard niet dat het Onroerenderfgoeddecreet op sommige vlakken onduidelijk is en elders te kort schiet. Zo mag er in agrarisch gebied een ophoging plaatsvinden op voorwaarde dat de teelaarde maximaal 40 cm diep wordt afgegraven. Dit houdt natuurlijk wel in dat op voorhand vastgesteld moet worden hoe dik de teelaarde precies is. Als dit minder dan 40 cm is, moet wel degelijk een archeologienota toegevoegd worden. Het is ook pijnlijk om te zien dat er in het Waasland maar één vastgestelde archeologische zone en geen enkele beschermde archeologische site aanwezig is. Nochtans zijn er tientallen locaties op te noemen waar belangrijke archeologische resten aanwezig zijn die onherroepelijk vernield zullen worden bij ingrepen die niet aan de minimale oppervlaktecriteria voldoen. Voor items die enkel als bouwkundig erfgoed gekend zijn gelden namelijk geen strengere regels op vlak van archeologie. Als voorbeeld kunnen we de vele historische kerken in het Waasland nemen. De meeste hiervan zijn slechts opgenomen als vastgesteld bouwkundig erfgoed, waarbij enkel sprake is van een zorg- en motiveringsplicht. Bij werken in of rond die gebouwen is het dan ook belangrijk dat de omgevingsambtenaar beseft dat archeologie integraal deel uitmaakt van dat onroerend erfgoed. Jammer genoeg ken ik al enkele voorbeelden waar dit niet gebeurd is, zelfs binnen beschermde monumenten waar het agentschap Onroerend Erfgoed zelf advies verleende. Zeker met het oog op de herbestemmingen van kerken die eraan komen, is de kans reëel dat er veel van deze archeologische sites vernield zullen worden als ze niet gepaard gaan met een archeologienota. Ik kan dan alleen maar hopen dat het budget voor vondstmeldingen bij het agentschap Onroerend Erfgoed groot genoeg is om deze zaken op te vangen. Om dit in de toekomst in de mate van het mogelijke te vermijden, werd vorig jaar al een eerste versie van een Wase Archeologische BeleidsAdviesKaart – kortweg WABAK – opgesteld. Dat is een kaartbestand waarin alle gekende archeologische, landschappelijke en bouwhistorische erfgoedwaarden een archeologische waardering hebben gekregen. Aan elke waarde werd vervolgens een advies gekoppeld over hoe omgegaan moet worden met archeologisch erfgoed. Die kaart werd ondertussen al bezorgd aan alle aangesloten gemeenten en kan dan ook geraadpleegd worden bij de beoordeling van omgevingsvergunningen of bij de planning van ontwikkelingsprojecten. Het gebruik en de werking daarvan zal verder toegelicht worden aan ambtenaren die met archeologie in aanraking kunnen komen, dus zowel zij die instaan voor projecten op het openbaar domein, sportinfrastructuur, groeninrichting, … als de vergunningverlenende instanties. Op basis van de feedback zal er een zo werkbaar mogelijk document van gemaakt worden zodat er optimaal omgegaan kan worden met archeologie.

Erfpunt: Wat heeft je geïnspireerd om de overstap te maken van hoofdarcheoloog naar beleidsarcheoloog?

Thierry: Voor de invoering van het Onroerenderfgoeddecreet werd de toenmalige Archeologische Dienst Waasland steevast als wetenschappelijke begeleiding opgenomen in de vergunningen voor archeologische onderzoeken. Dat zorgde ervoor dat we een duidelijk overzicht hadden van alle archeologische waarden in het Waasland. We hadden toen ook nog enige controle over de kwaliteit van de archeologische onderzoeken in de regio. Vanaf 2016 werd deze controlerende rol overgenomen door het agentschap Onroerend Erfgoed en werd Erfpunt veel minder aangesproken door private bedrijven die onderzoeken uitvoerden in het Waasland. De erfgoedconsulten van het agentschap Onroerend Erfgoed hebben echter te veel werk om tijdig een degelijke controle van alle archeologische onderzoeken uit te voeren. Dat is duidelijk wanneer je ziet dat slechts de helft van de archeologienota’s en nota’s daadwerkelijk nagekeken wordt vóór aktename, eindverslagen worden zelfs helemaal niet meer nagelezen voor publicatie. Wanneer ik in het kader van een onderzoek dan rapporten nakijk, zie ik soms erg bedenkelijke zaken staan. Een deel van de taak als beleidsarcheoloog is om opnieuw een overzicht te bekomen van de archeologische sites in het Waasland en een controle uit te oefenen op de kwaliteit van de onderzoeken die hier uitgevoerd worden. Zo kan een status quaestionis van het onderzoek in het Waasland opgesteld worden, alsook een lijst met misvattingen, fouten en onduidelijkheden. Daaruit kunnen aandachtspunten en onderzoeksvragen voortvloeien die dan verspreid kunnen worden naar de actoren die actief zijn in onze regio om zo toekomstige onderzoeken enigszins bij te sturen. Het hoofddoel daarbij is een zo compleet mogelijk beeld van de archeologie en vorming van het Waasland te bekomen.

Erfpunt: Waarop wil je het accent leggen in jouw job?

Thierry: Een degelijk beleid moet een stevige basis hebben. Momenteel moeten we ons daarbij baseren op de gegevens die het agentschap Onroerend Erfgoed ter beschikking stelt. Voor de afbakening van sites moeten we ons nu baseren op de “Waarnemingen”, de vroegere Centrale Archeologische Inventaris (CAI). Hoewel dat zeker een belangrijk document is, is het duidelijk dat dit niet volstaat. Zo ontbreken verschillende oudere sites, zijn andere sites verkeerd gelokaliseerd en zijn de afbakeningen regelmatig onduidelijk. Er is dan ook nood aan een “allesporenkaart” van het Waasland waarbij alle archeologische sporen op een uniforme wijze geïntegreerd zijn in één enkel overzichtelijk bestand. Daarvoor zullen zowel de digitale als analoge bestanden van de onderzoeken van de ADW/Erfpunt als externe onderzoekers verwerkt moeten worden. Op basis daarvan kunnen de projectgebieden in de CAI waar nodig aangepast worden. De allesporenkaart zal een belangrijke bron zijn bij de periodieke herwerking van de WABAK. Zo zal het duidelijker zijn of archeologische sites zich in een bepaalde richting buiten het onderzochte areaal verderzetten, waardoor de waardering daarvan aangepast moet worden. In het geval van aanpalende sites zal het ook veel eenvoudiger zijn om ruimtelijke verbanden tussen de sporen van de verschillende sites vast te kunnen stellen. De uniformiteit van de gegevens kan ook een belangrijke bron zijn voor (extern) wetenschappelijk onderzoek. Wanneer bijvoorbeeld een onderzoek uitgevoerd wordt naar bepaalde gebouw- of spoortypes in het Waasland, moeten onderzoekers daarvoor niet alle individuele verslagen doorploegen of alle verschillende bedrijven en archeologen op te sporen maar hoeven ze enkel ons contacteren. Zeker wanneer dit gepaard gaat met een consequente deponering in het Onroerenderfgoeddepot Waasland zal dit een grote wetenschappelijke meerwaarde hebben. Bovendien moeten we rekening houden met de snelle ontwikkeling van artificiële intelligentie. Een uniforme dataset met alle sporen uit het Waasland kan bijvoorbeeld een perfecte basis zijn voor patroonherkenning, waardoor mogelijk nieuwe inzichten bekomen worden uit oude gegevens.

Erfpunt: Hoe denk je dat jouw ervaring als hoofdarcheoloog je zal helpen bij het vervullen van je nieuwe rol?

Thierry: Doordat ik al 14 jaar actief ben binnen de regio heb ik een enorme kennisbasis kunnen opbouwen. Die zal zeker van pas komen bij de inschatting van toekomstige projecten en de assistentie bij beleidskeuzes. Door de vele projecten die we uitvoeren voor de deelnemende gemeenten ben ik ook geen onbekende voor veel ambtenaren. Aangezien ik als beleidsarcheoloog nog steeds zal instaan voor de opmaak van bureauonderzoeken en proefsleuvenonderzoeken voor gemeentelijke projecten, is het eerder een verderzetting van mijn werk dan een hele ommezwaai. Als hoofd van het team Onderzoek heb ik ook getracht om archeologische sites op een gestandaardiseerde manier te karteren. Daardoor is er al een stevige basis voor de allesporenkaart van het Waasland en moet het warm water niet opnieuw worden uitgevonden.

Erfpunt verbindt en inspireert